De bakker bakt 200 broodjes. Hij heeft
65 procent al verkocht.
Hoeveel broodjes zijn dat??
Hoeveel broodjes zijn dat??
Stap 1: eerst de gegevens invullen. 0, 100% - 200 en de vraagstelling ( dus 65% )
Stap 2: bereken 10%. -> boog tekenen,
200 : 10 = 20 broden ( = 10% )
Stap 3: wat heb ik nodig? 65%, dus 60 en
5. Dit teken je met bogen en berekening.
Stap 4: tel de benodigde procenten bij
elkaar op. Ditzelfde doe je ook aan de onderkant.
Totaal dus 120 + 10 = 130 broden.
Totaal dus 120 + 10 = 130 broden.
VERHOUDINGSTABEL
ERBIJ
& ERAF
Bij een som als bijvoorbeeld 47+35 gebruiken wij de
getallenlijn. Kinderen die het al foutloos uit het hoofd kunnen hoeven de
getallenlijn niet meer te gebruiken, maar moeten deze stappen wel kunnen
verwoorden.
Cijferen
Cijferend aftrekken. Bekijk het volgende Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=WDL74R0iGcM
Cijferen
Cijferend aftrekken. Bekijk het volgende Youtube filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=WDL74R0iGcM
Splitsen
LANGE
SOM
Deze lange som leren wij in groep 7 en gebruiken geen staardeling.
De kinderen moeten in de klas eerst het hulprijtje noteren!
Op deze manier kunnen de kinderen goed zien hoeveel eraf moet.
In de klas moeten dat de kinderen de som zo kort mogelijk proberen op te schrijven.
Deze lange som leren wij in groep 7 en gebruiken geen staardeling.
De kinderen moeten in de klas eerst het hulprijtje noteren!
Op deze manier kunnen de kinderen goed zien hoeveel eraf moet.
In de klas moeten dat de kinderen de som zo kort mogelijk proberen op te schrijven.
KEERSOMMEN
KOMMAGETALLEN
Deze sommen komen voor het eerst voor in groep 7.
Voorbeeldsom:
65 x € 10,00 = € 650,00
65 x € 01,00 = € 65,00
65 x € 00,10 = € 6,50
65 x € 00,01 = € 0,65
We zien dus duidelijk dat de komma steeds verschuift. Het getal wordt kleiner.
Deze sommen komen voor het eerst voor in groep 7.
Voorbeeldsom:
65 x € 10,00 = € 650,00
65 x € 01,00 = € 65,00
65 x € 00,10 = € 6,50
65 x € 00,01 = € 0,65
We zien dus duidelijk dat de komma steeds verschuift. Het getal wordt kleiner.
REKENEN
KOMMAGETALLEN
METEN EN INZICHT
Bij het omzetten van bijvoorbeeld CM - MM gebruiken wij in de klas de volgende tabel: dit onderdeel. Dit is in groep 6 al aan bod gekomen, maar in groep 7 gaan wij hier nog een stap op verder. De kinderen moeten het trapmodel goed uit hun hoofd kennen en kunnen toepassen.
Een som zou kunnen zijn: je hebt 6 km, hoeveel m is dat? (6000 m)
Handig om te weten is dat dit model ook kan worden gebruikt voor de volgende maten. Dat maakt het veel makkelijker om tot het antwoord te komen.
mg - cg - dg - g - dag - hg - kg geldt: |
En voor
ml - cl - dl - l - dal - hl - kl geldt ook: |
Voor elk stapje naar LINKS is
x 10 Dus 2 stapjes
is:10 x 10 = 100
|
BIJ CM² ( MIDDEN GROEP 6 )
IPV de x 10 wordt het x 100 per traptrede! (De 2 staat dus voor 2 nullen)
BIJ CM³ ( EIND GROEP 6 & GROEP 7 )
IPV de x 10 wordt het dan x 1000 per traptrede! (de 3 staat dus voor 3 nullen)
Het komt ook wel eens voor dat je bijvoorbeeld 5 cm hebt, maar hoeveel dm is dat dan?
De kinderen moeten dan 5 : 10 = ?
Sommige kinderen vinden dit lastig!
Wanneer je een heel getal deelt door 10, komt er een komma tevoorschijn.
Dus: 5 : 10 = 0.5! Daarna
verschuift de komma steeds 1 plek naar links.
Breuken
Breuken