Spelling


Drie hoofdregels voor spellingwoorden:

Hoor je aan het einde van de klankgroep een lange klank (aa, ee, oo, uu), dan komt de tekendiefVoorbeeld: krokodil (wordt dus krokodil)

Hoor je aan het einde van de klankgroep een korte klank (a, e, o, u, i), dan doet de dubbelzetter zijn werk. Voorbeeld: ti kker tje

Hoor je aan het eind van de klankgroep een tweetekenklank (ie, ei, ou, au, eu, oe, ui) of medeklinker (b, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z) dan schrijf je de klankgroep zoals je hem hoort.
Voorbeeld: op tui gen, waade vol